Een kind kan in het kader van een ondertoezichtstelling door de kinderrechter uit huis worden geplaatst. In sommige situaties is het niet in het belang van het kind om weer thuis te gaan wonen. Dan kan de gecertificeerde instelling (GI) een opvoedingsbesluit in het kader van de uithuisplaatsing nemen, dit wordt meestal het perspectiefbesluit genoemd. Voor het nemen van dit besluit laat jeugdbescherming zich adviseren door een beoordelingsniveau af te nemen. In dit artikel leest u over de als er een perspectiefbesluit wordt genomen.
Perspectiefbesluit
Wanneer sprake is van een vrijwillige plaatsing hebben de ouders het gezag en kunnen zij de beslissing nemen. Dat is anders wanneer er sprake is van een gedwongen plaatsing. Vanwege de belangen van het kind is het belangrijk dat het perspectiefbesluit een zorgvuldig afgewogen besluit is. De pleegzorgbegeleider adviseert de jeugdbeschermer over de besluitvorming met betrekking tot het opvoedingsbesluit. Daarna verzoekt de jeugdbeschermer de Raad voor de Kinderbescherming om het voorgenomen besluit te onderzoeken. Het voorgestelde besluit wordt voorgelegd aan de kinderrechter. De beschikking van de kinderrechter is bij een gedwongen kader bepalend voor de termijn waarbinnen het opvoedingsbesluit moet worden genomen.
Bij de besluitvorming vanwege het perspectiefbesluit worden ouder en kind soms wel betrokken en gehoord en in andere situaties worden zij te weinig betrokken en gehoord. Vanwege het ingrijpende karakter van een perspectiefbesluit is het voor de ouders belangrijk dat zij zich kunnen verweren als zij het niet eens zijn met de beslissing.
Juridische mogelijkheden
Waar ouders tegenaan lopen is dat het nemen van het perspectiefbesluit een verstrekkend besluit is waar momenteel geen rechtsmiddel tegen openstaat. In de rechtspraak werd wel gezocht naar mogelijkheden om dit besluit door de rechter te laten toetsen.
De Hoge Raad overwoog in een uitspraak van 1 september 2023 dat uit het wettelijk stelsel volgt dat een perspectiefbesluit niet als zodanig aan de rechter ter beoordeling kan worden voorgelegd. Wel kan het aan een rechterlijk oordeel worden onderworpen voor zover dat noodzakelijk is voor de beoordeling van beslissingen, maatregelen en verzoeken die (mede) voortvloeien uit of samenhangen met dat perspectiefbesluit. Het oordeel over het perspectiefbesluit heeft dan een voorlopig karakter. De Hoge Raad concludeert dat de bal bij de wetgever ligt, omdat de wet geen mogelijkheden biedt om het perspectiefbesluit als zodanig aan de rechter voor te leggen.
Wettelijke basis perspectiefbesluit
In oktober 2023 hebben de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd over de voortgang van het wetsvoorstel voor aanpassing van de kinderbeschermingswetgeving. Er werd gewacht op het advies van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid (Adviescommissie Van Dooijeweert). Naar verwachting wordt het advies in de tweede helft van januari 2024 gepubliceerd.
In april 2024 stuurden de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid een beleidsreactie, op het advies «Kinderen en ouders met recht goed beschermd» van de onafhankelijke Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid in het Toekomstscenario kind en gezinsbescherming (Adviescommissie). “De Minister voor Rechtsbescherming zoekt samen met onder meer het NIFP en betrokken partners naar oplossingen om de beslisdiagnostiek in de jeugdbescherming in Nederland beter te organiseren. Naar verwachting volgt begin 2025 een voorstel voor een plan van aanpak.”
Heeft u vragen over de mogelijkheden als er een opvoedingsbesluit wordt genomen in het kader van de uithuisplaatsing? Een advocaat kan uw belangen behartigen! Neem contact met op Advocatenkantoor Vos via +31626060690 of vos@advocatenkantoorvos.nl.